Deuteronomium 15:4:
“Overigens hoeft er onder u geen arme te zijn, want de Heere zal u overvloedig zegenen in het land dat de Heere uw God, u als erfelijk bezit geeft om dat in bezit te nemen,…”
Wat leren we van deze tekst (en ook de teksten eromheen…) over het hart van God en Zijn weg met de mensen?
Vinden we hier principes die voor ons gelden?
Spreker: Hans Savert.